Brief aan de Tweede Kamer over de zogenaamde ‘Armeense genocide’
Aan de leden van de Commissie Buitenlandse Zaken
Aan de leden van de Tweede Kamer
Datum: 11 februari 2021
Geachte leden,
We hebben uit de media berichten vernomen dat de Christen Unie voornemens heeft om een motie in te dienen om het Kabinet te vragen de gebeurtenissen van 1915 (tijdens de Eerste WO) te erkennen als “genocide”.
Bij het overwegen van deze motie vragen wij uw aandacht voor de negatieve effecten van deze motie op de harmonieuze relatie tussen de Turks-Nederlanders en Armeens-Nederlanders terwijl er transparante bewijsmateriaal ontbreekt.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verloren minstens 16 miljoen mensen het leven en nog eens 2 miljoen mensen raakten gewond. Deze oorlog heeft in veel gebieden veel leed veroorzaakt en blijkt de diepere oorzaak te zijn van conflicten in onze tijd, zoals in de Kaukasus, het Midden-Oosten en de Balkan. De Eerste Wereldoorlog heeft in het Osmaanse Rijk veel slachtoffers veroorzaakt onder de bevolking ongeacht hun geloof en afkomst. Naast de grote verliezen onder de Armeense bevolking, zijn ook onder de moslimbevolking (meer dan 250 000 Turken en Koerden) in Oost- Anatolië vermoord door Armeense opstandelingen die collaboreerden met het Russische leger.
Over de ware gebeurtenissen in Oost-Anatolië moet nog veel historisch onderzoek gedaan worden en het beschikbare onderzoekmateriaal is niet toegankelijk. Alleen op deze manier kunnen de beide bevolkingsgroepen hun leed volledig verwerken en tot verzoening komen. De nakomelingen van deze slachtoffers willen tot heden het leed van hun voorouders verwerken. Zij moeten hier uiteraard de ruimte voor krijgen. Helaas verwoordt o.a. de Christen Unie deze kwestie op een wijze waardoor moedwillig minderheden in Nederland en in de regio tegenover elkaar worden opgezet. Het vasthouden aan ‘genocide’ als de manier om het Armeense leed in die periode te beschrijven en tegelijkertijd de Turkse slachtoffers te negeren, is niet de manier om recht te doen aan de geschiedenis en de herinnering aan zovelen, die omkwamen te eerbiedigen. Het stelselmatig gebruiken van het woord ‘genocide’ draagt niet bij aan de harmonie en binding tussen deze twee groepen. Het geheel van treurige gebeurtenissen van 1915 in de betreffende regio zal zeker in de nabije toekomst aan het licht worden gebracht door onderzoeken van onafhankelijke historici.
Wij benadrukken dat Turks-Nederlanders de tragische gebeurtenissen in 1915 rond de relocatie van Armeniërs vanuit het oorlogsgebied naar andere delen van het Osmaanse Rijk niet willen bagatelliseren of willen ontkennen. Beide partijen kenden zeer veel burgerslachtoffers tijdens het oorlogsgeweld van 1915. Wat er in Oost-Anatolië gebeurd is met Armeniërs, kan echter niet bestempeld worden als “genocide”. Dit blijkt uit reeds geopende archieven en andere bronnen. Historisch onderzoek en studie van alle relevante archieven zal naar onze mening dit aantonen.
Helaas zijn deze niet volledig toegankelijk. Armeniërs blijven de oproep van Turkije om alle archieven over deze gebeurtenissen te openen en het voorstel om een gezamenlijke commissie bestaande uit historici uit Turkije, Armenië en internationale experts te weigeren. Hiernaast verhinderen de Armeniërs de onderzoekers op systematische wijze de toegang tot hun archieven.
In dit kader verzoeken wij de Nederlandse Regering haar invloed aan te wenden om de archieven van de Armeense Patriarchaat in Jerusalem, de archieven van de ARF-Dashnak in Boston en de Nationale Archieven van Armenië open te stellen voor onafhankelijke historici.
We leven momenteel in een tijd waarin meer feiten boven water kunnen komen en hiermee daadwerkelijke fouten erkend kunnen worden. De moderne wereldburger verlangt naar erkenning én verzoening. Wanneer ieder recht gedaan wordt, zullen wij in staat zijn om elkaar weer in de ogen te kijken en samen op een menswaardige wijze onze Nederlandse samenleving vormgeven. Het is teleurstellend dat de Tweede Kamerlid Joël Voordewind de Armeense kwestie weer aan de orde brengt, net voor zijn vertrek en vooraf aan de Tweede Kamerverkiezingen, terwijl Turkije, Rusland, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië in overleg zijn voor verdere economische samenwerking en hun best doen (via bemiddeling van Rusland) om hun betrekkingen te normaliseren via infrastructurele projecten.
Wij verzoeken de Tweede Kamer om haar steen bij te dragen aan een meer harmonieuze relatie tussen de Turks-Nederlanders en Armeens-Nederlanders. Dit voor de toekomst van onze kinderen en een vredige Nederlandse samenleving.
Wij vertrouwen erop dat u deze brief mee zult nemen in uw standpunt met betrekking tot de motie van de Christen Unie.
Met vriendelijke groet,
De Turks Islamitische Culturele Federatie en de besturen van de 148 aangesloten moskeeën,
Namens deze, dhr. Ö. Altay
Bestuursvoorzitter
Vervolg: de motie is op 25 februari 2021 met 146 stemmen aangenomen. Alleen DENK heeft tegengestemd. Met deze motie roept de Tweede Kamer het kabinet op de volkerenmoord op Armeniërs als zodanig te erkennen. Het kabinet spreekt vooralsnog over „de kwestie van de Armeense genocide”.